Vaak gaan deze berekeningen gepaard met intuïtief onderbouwde en zeer discutabele veronderstellingen over toekomstige rente- en sterfteontwikkelingen, om maar tot een bepaalde conclusie te komen. Echter is er bij de pensioendiscussie ook een niet-financiële invalshoek. Voor de generatie van mijn ouders (babyboomers) waren arbeidsvoorwaarden als vaste contracten, baanzekerheid, vervroegd uittreden of uittreden bij ziekte eerder regel dan uitzondering. Tel daarbij op een vaste salarisverhogingen op basis van ervaring, en de luxe dat een opleiding bij universiteit of hogeschool meestal voldoende achtergrond was voor je gehele carrière. Eeuwig studeren om jezelf “beter te leren kennen”, waren maatschappelijk geaccepteerd en als het dan alsnog mis ging bood de verzorgingsstaat altijd nog een vangnet.
Juist hoogopgeleiden moeten zich blijven ontwikkelen om met trends van de volgende generatie mee te kunnen.
Vergelijk dit eens met de onzekerheid waarin de jongere generatie zich nu bevindt: vaste banen zijn eerder uitzondering dan regel. Langer doorwerken in plaats van vroeger uittreden is de norm: de pensioenleeftijd is momenteel 67, maar wat zal die uiteindelijk worden voor jongeren die nu de arbeidsmarkt betreden? Vaste salarisverhogingen zijn ook geen zekerheid meer: prestatiegericht belonen is het algemeen devies. Sterker nog: ervaring kan tegen je werken merken velen 50+ers die niet meer aan de slag komen. Daarbovenop komt nog dat in onze kenniseconomie, de waarde van kennis steeds sneller deprecieert. In vergelijking met vroeger is nu life-long learning vereist om de concurrentie op de arbeidsmarkt te weerstaan. Professor Mathieu Weggeman (hoogleraar organisatiekunde aan de Technische Universiteit Eindhoven gespecialiseerd in kennis- en innovatiemanagement) merkt terecht op dat “hoe slimmer, hoe sneller dom”: juist hoogopgeleiden moeten zich blijven ontwikkelen om met trends van de volgende generatie mee te kunnen.
Het zou de Nederlandse pensioendiscussie sieren niet alleen naar de rekensommetjes en het geld te kijken, maar ook naar kwalitatieve elementen in een nieuw pensioenstel een prominente rol te geven: baanonzekerheid, langer aangepast doorwerken, en de mogelijkheid tot tijdig omscholen, permanente educatie en/of updaten van de noodzakelijke kennis.
Aan onzekerheid valt nooit een prijskaartje te hangen: beter denken wij na over een nieuw pensioensysteem waarin jongeren hun financiële vermogen eerst kunnen gebruiken voor het aflossen van studieschuld, financieren van eigen woning en/of zelfontplooiing. Pas rond je veertigste is dan een goed moment om over je oude dag na te denken. Je hebt dan nog ruim dertig jaar om voor je pensioen te sparen. Meer dan voldoende tijd en wellicht wil je dan helemaal niet meer met pensioen.
Deze blog is op persoonlijke titel geschreven.