Dat brengt verantwoordelijkheid met zich mee. Actuarissen moeten vaker hun mening geven, zich uitspreken. Ook al kan dat soms ergernis opwekken of tot vertraging leiden.”
Nu 2024 achter ons ligt, is het tijd voor een korte zelfevaluatie: hoe hebben we als beroepsgroep op het gebied van ethiek gepresteerd met betrekking tot de Wtp, met bijzondere aandacht voor het begrip 'evenwichtigheid'?
Actuarissen moeten vaker hun mening geven, zich uitspreken.
Afgelopen september noemde professor Theo Nijman in zijn afscheidsrede als hoogleraar de verplichte vergelijking tussen het oude en nieuwe pensioenstelsel 'weinig zinvol' en 'misleidend'. Op een enkele actuaris na, bleef het stil. Stilzwijgend lijken we akkoord te gaan met een ‘evenwichtige’ verdeling van 1.500 miljard euro naar individuele deelnemers, gebaseerd op een misleidende methode. Geen probleem toch?
‘Evenwichtigheid’ is een subjectief begrip. Pensioenfondsen en sociale partners worden daarom door DNB verplicht om niet alleen kwalitatief, maar ook kwantitatief onder andere de 'pensioenvooruitzichten' ten opzichte van het oude stelsel te toetsen op evenwichtigheid binnen een door henzelf vastgestelde bandbreedte.
Op basis van hiervan zouden deelnemers mogen verwachten dat de procentuele verandering in hun pensioenvooruitzicht, ongeacht leeftijd, status (actief, slaper of gepensioneerd) of scenario (mediaan, goed of slecht weer), binnen een bandbreedte van bijvoorbeeld 0% tot 10% blijft, zodat voor iedereen na de transitie een gelijk perspectief op pensioenverbetering ontstaat. Wat zich echter in de tweede helft van 2024 afspeelt in vrijwel alle transitie- en implementatieplannen, lijkt in strijd met gezond verstand, rechtvaardigheid en ethiek.
In plaats van de premie- en vermogensverdeling zodanig aan te passen dat de pensioenvooruitzichten binnen een vooraf vastgestelde bandbreedte blijven, wordt juist het tegenovergestelde gedaan. De bandbreedte wordt per scenario, status of leeftijdscohort verschillend bepaald en daarbij ook opgerekt. Dit leidt er bijvoorbeeld toe dat er, afhankelijk van de status of het scenario, aanzienlijke verschillen ontstaan in pensioenvooruitzichten tussen jongere en oudere leeftijdscohorten, variërend van vijftig tot vele honderden procenten. Ondanks deze grote variatie wordt dan vervolgens in transitie- en implementatieplannen geconcludeerd dat de uitkomsten als evenwichtig kunnen worden beschouwd.
Is hier geen sprake van doelredenering? Kunnen zulke ruime bandbreedtes nog binnen een redelijke definitie van het begrip evenwichtig vallen? En zijn de uitkomsten daadwerkelijk evenwichtig? Zijn dit niet de vragen die we, vanuit onze beroepsethiek als actuarissen, hadden kunnen en moeten stellen? Laten we in 2025 professioneel-ethisch (‘profethisch’) van ons laten horen, want als actuarissen kunnen het verschil maken!
Deze blog is op persoonlijke titel geschreven.