Ik kan mij goed indenken dat aanvullende waarborgen op zijn plaats worden gevonden als een pensioenfonds naar een ander land - meestal België - vertrekt, maar de vraag is wel of dit het geëigende middel is. Hier en daar wordt al gerept van protectionisme - zou daar geen sprake van zijn als grensoverschrijdende collectieve waardeoverdrachten zwaarder worden beoordeeld dan binnenlandse?
Een onderscheid zou wellicht te verantwoorden zijn doordat het toezichtkader bij grensoverschrijdende waardeoverdracht verandert - en bijna per definitie soepeler wordt. De over te dragen rechten en aanspraken worden dus in de regel minder zeker.
De over te dragen rechten en aanspraken worden dus in de regel minder zeker.
Als dat de overweging is geweest, dan staat dat nogal op gespannen voet met een ander voornemen dat het kabinet uitsprak, namelijk om het instemmingsrecht bij invaren naar een nieuw pensioencontract juist te versoepelen. In 2016, in de Perspectiefnota, stelde het voorgaande kabinet zelfs het volgende voor: "het wijzigen dan wel schrappen van het individuele bezwaarrecht bij een collectieve waardeoverdracht uit de Pensioenwet." Dat terwijl ook bij omzetten naar een nieuw contract (hetzij geënt op persoonlijke pensioenvermogens, zoals het kabinet beoogt, hetzij op de ambitieovereenkomst, waarnaar de voorkeur van sociale partners lijkt uit te gaan) de zekerheidsgraad af zal nemen, misschien zelfs nog wel sterker dan bij grensoverschrijdende collectieve waardeoverdracht.
Als wijziging van de instemmingsbepalingen niet de aangewezen weg is om te voorzien in wenselijke waarborgen, wat dan wel? Ik zou denken dat een normenkader voor evenwichtigheidstoetsing nodig is. Zowel DNB als SZW hintte daar eerder ook op, toen naar aanleiding van Kamervragen over de pensioner carve out. Voor actuarieel professionals zie ik daarbij een sleutelrol weggelegd.
Deze blog is op persoonlijke titel geschreven.