Maar pleidooien voor eenvoud komen op mij toch regelmatig wat gratuit over. Het is onderdeel geworden van het adviseursjargon; je weet immers dat het gehoor het doorgaans met je eens zal zijn. Want wie is er nou tegen meer eenvoud?
Oproepen om eenvoud kunnen daarmee zelfs een licht populistisch karakter hebben. Immers populisme appelleert aan de onderbuik dat kan ontstaan als iets ondoorgrondelijk is. In zijn algemeenheid geeft populisme ook vaak geen uitgewerkte alternatieven, maar volstaat het met een aanval op datgene wat bestaat. Pleiten voor eenvoud past daarmee ook in de tijdgeest van weerzin tegen experts, waar ik eerder op deze plek eens over schreef.
Streven naar eenvoud kan nooit een doel op zich zijn. Pensioen is inherent complex, en een goed pensioensysteem zal altijd gecompliceerd zijn (het onderscheid tussen complex en gecompliceerd leerde ik van mijn voorganger Roland van Gaalen). Een zo eenvoudig mogelijk pensioen is geen pensioen, maar een spaarpot. Wel is het zaak van elke complexiteit te toetsen of deze meerwaarde heeft. En zo ja, of die meerwaarde opweegt tegen de nadelen van die complexiteit, zoals de uitlegbaarheid en de kosten die er doorgaans mee gepaard gaan. Vervolgens is het onder meer aan actuarissen, maar ook aan andere pensioenprofessionals, om die meerwaarde ook uit te leggen. En dus ook om uit te leggen dat eenvoud niet het hoogste doel is.
Eenvoud waar dat kan, maar complexiteit waar
nodig of onvermijdelijk.
Eenvoud waar dat kan, maar complexiteit waar nodig of onvermijdelijk. Voor veel complexiteiten rond de transitie naar en in het nieuwe stelsel kan, denk ik, goed worden betoogd dat de meerwaarde ervan deze rechtvaardigt. Uitzonderingen zijn er natuurlijk ook. Zo denk ik dat de dubbele transitie, waarin compensatie van de afschaffing doorsneesystematiek (een arbeidsvoorwaardelijk vraagstuk) mede ontstaat door het invaarbesluit (uiteindelijk een fondsverantwoordelijkheid), vooral complexiteiten in de verantwoordelijkheidsverdeling, de tijdspaden (en de afhankelijkheden daartussen) en de rekentechniek oplevert die vermijdbaar waren geweest. Ook is er bijvoorbeeld een grens (en die is in zicht, zo niet al gepasseerd) aan de mate van na te streven precisie in scenariosets voor informatiedoeleinden en daarmee een grens aan waar de complexiteit daarvan nog meerwaarde heeft.
Is het nieuwe stelsel en de transitie er naartoe te complex? Ik denk het niet. Is de meerwaarde van de complexiteit ook voldoende onderbouwd? Dat kan je je afvragen.
Deze blog is op persoonlijke titel geschreven.