En pensioenfondsbesturen realiseren zich dat een verantwoorde invulling van bestuur steeds lastiger wordt. Het aantal pensioenfondsen is, mede daardoor, in een paar jaar tijd fors afgenomen.
Bij de oriëntatie op de toekomst vragen pensioenfondsbesturen zich af welke situatie het beste past bij de belangen van deelnemers en pensioengerechtigden. Eén van de mogelijkheden is een overdracht van de niet-actieven1 naar een verzekeraar (een carve-out of partiële buy-out). Daarbij doet de vraag zich voor hoe het pensioenvermogen gesplitst moet worden tussen actieven en niet-actieven.
Voor- en nadelen van een carve-out
Een afsplitsing van niet-actieven naar een verzekerde omgeving heeft voor- en nadelen, afhankelijk vanuit welk gezichtspunt je er naar kijkt. Onderstaande tabel geeft een samenvattend overzicht van voor- en nadelen van een partiële overdracht van niet-actieven vanuit een pensioenfonds naar een verzekeraar.
Het is uiteraard mogelijk om belanghebbenden te compenseren voor de
genoemde negatieve effecten.
In de praktijk zien we dat pensioenfondsbesturen vooral de directe benutting van het surplus zien als een groot voordeel van een carveout en buy-out. Een pensioenfonds mag pas beginnen met toeslagverlening als de dekkingsgraad hoger is dan 110%. En voor een volledige toeslagverlening moet de dekkingsgraad veelal liggen op een niveau van ruim 120%. Pensioengerechtigden moeten daardoor lang wachten op indexatie terwijl er wel een aanzienlijk surplus in een pensioenfonds aanwezig is.
Verzekeraars kunnen bij een dekkingsgraad boven de 100% vaak een aanzienlijke jaarlijkse vaste indexatie toekennen; en dat met een zekerheid van bijna 100%. Vooral voor ouderen kan een overdracht naar een verzekeraar daarom aantrekkelijk zijn.
Lees het artikel verder onder Download.