Het maken van bevolkingssterfteprognoses voor actuariële doeleinden kent in Nederland een rijke traditie die teruggaat tot het einde van de jaren tachtig van de vorige eeuw. In dit artikel wordt inzicht gegeven hoe de prognoses en de manier waarop deze tot stand kwamen in de loop van de tijd zijn veranderd.
Hoe begonnen we ooit? Aanvankelijk, tot eind jaren tachtig, werden in de beroepspraktijk veelal vijfjarige periodetafels (‘GBM/GBV’) met leeftijdscorrecties gehanteerd voor reservering en tarifering. In het pensioenbedrijf waren die leeftijdscorrecties, in verband met het langlevenrisico, veelal leeftijdterugstellingen die er voor zorgden dat de verzekerden een lagere ‘virtuele’ leeftijd kregen. Om de ontwikkelingen bij te blijven, werd periodiek, bijvoorbeeld eenmaal in de vijf jaar, overgegaan naar de nieuwste periodetafel voor de gehele bevolking. Het gebruik van een simpele leeftijdterugstelling voor alle pensioenverzekerden is echter te grof om het werkelijk verschil tussen bevolkingssterfte en verzekerdensterfte voldoende nauwkeurig te benaderen.
Lees dit artikel verder onder Download.